Met zulke prachtige miniaturen
heb je geen zonnelamp nodig
Hoewel de twaalfde eeuw een kentering ten goed in de temperatuur kende en het aantal warme en zonnige dagen weer toenam, zal Hildegard ongetwijfeld ook veel donkere en grijze dagen gekend hebben.

Waar ik dan naar mijn zonnelamp grijp om me te laten ‘verblinden’ door zomerse gedachten en vrolijke kleuren en daarmee de grijsheid en somberheid te lijf ga bestond deze vorm van ‘lichttherapie’ in Hildegards’s tijd natuurlijk nog niet.
Gelukkig had Hildegard haar eigen Scriptorium
Een scriptorium is een ruimte in een klooster waar de monniken of nonnen teksten en boeken overschreven en vertaalden. Veel teksten werden aangevuld met versieringen zoals initialen, randen en miniatuurillustraties. Zulke teksten noemt men een zogenaamd verlucht of verlicht handschrift.
Verlichte handschriften
Met zulke prachtige kleuren om in te verdwijnen heb je geen zonnelamp nodig op grijze dagen. Het verlichten van de tekst. Een werkwoord dat niet voor niets gekozen is voor dit monnikenwerk.
Ook de visioenen waar Hildegard von Bingen beroemd mee werd zijn in haar eigen scriptorium op de Ruptersberg uitgeschreven en van beelden voorzien in schitterende kleuren.
Haar eerste visionaire geschrift, Scivias (Ken de wegen), bestaat uit 35 miniaturen en deze hebben aanzienlijk bijgedragen aan de bekendheid hiervan. De afbeeldingen zijn te vinden in het zogenaamde Illuminated Splendid Manuscript en zijn nu misschien wel populairder dan de geschreven tekst zelf.

Een verwarmde ruimte
Een scriptorium was niet per definitie een grote zaal waar een menigte monniken of nonnen bezig was met het kopiëren en verluchten van handschriften. Op diverse middeleeuwse kloosterplattegronden is helemaal scriptorium te vinden en werden de kopiisten bijvoorbeeld ondergebracht in nissen, in de bibliotheek of het calefactorium, een ruimte waar het vuur brandde en de monniken zich konden warmen na lange uren werken in ijskoude cellen of buiten op het veld. Het calefactorium was , op de keuken en de ziekenzaal na, lange tijd de de enige verwarmde plek in een klooster. In de tijd van Hildegard werden er echter steeds meer ruimtes verwarmd en verloor het calefactorium zijn belang.
De eerste verlichte handschriften
De oudste nog bestaande verlichte handschriften stammen uit de periode van 400 tot 600 jaar na Chr. en zijn afkomstig uit het het Koninkrijk van de Ostrogoten en het Oost-Romeinse Rijk .
Hun betekenis ligt niet alleen in hun artistieke en historische waarde. In een tijd waarin deze manuscripten niet meer gelezen konden door de geletterde klasse die geen Grieks en Latijn kende, bewezen ze door hun verlichting ook inhoudelijk hun waarde. En dat is hun behoud geweest.
Met de verspreiding van het christendom en de abdijen groeide de vraag naar de heilige geschriften ook in het Westen. Het was een taak van kloosters om in deze behoefte te voorzien.
Benedictus van Nursia (zesde eeuw ) schreef in zijn kloosterregel de regelmatige lectuur van heilige geschriften voor. Een bibliotheek samenstellen was daarvoor noodzakelijk. Elke kloosterorde zocht zijn eigen oplossing om een ruimte te creëren waar teksten werden overgeschreven, gekopieerd en verlicht. De benedictijnen kozen in het algemeen voor een afgesloten ruimte die als scriptorium kon dienen.

Voorouder van het moderne boek
De meerderheid van de nog bestaande manuscripten stamt uit de Middeleeuwen. De meeste zijn van religieuze aard en werden gemaakt als codices. Een codex zou je kunnen zien als de voorouder van het moderne boek. De beschreven en verluchte handschriften werden op elkaar gestapeld en vervolgens gebonden door reeksen met randen vast te zetten, vergelijkbaar met het moderne boekbinden. De meeste middeleeuwse handschriften zijn op perkament geschreven. Pas in de late middeleeuwen begon men manuscripten op papier uit te geven en werden er ook meer wereldse teksten gekopieerd en verlucht.
PS
De eerste vier miniaturen zijn afkomstig uit Scivias en dienen ook als mediatieborden langs de Hildegard von Bingen Pelgrimsroute. Meer over die route lees je hier.